Historie

Grachtengordel, Amsterdam 17e eeuwAmsterdam heeft een indrukwekkende geschiedenis op het gebied van stedenbouw en architectuur. Het aardige is dat deze nog grotendeels zichtbaar is, je kunt er als het ware nu nog doorheen lopen. Zo zijn de middeleeuwse stadsuitbreidingen vooral aan de ‘oude zijde’ nog volledig herkenbaar in het Wallengebied. Aan de 'nieuwe zijde', de kant van de Nieuwendijk en de Kalverstraat, werden de burgwalgrachten gedempt. Maar de rijke zeventiende-eeuwse grachtengordel is nog intact evenals de lay-out van de Jordaan, een aanpalende volkswijk.
 
Al vroeg wordt begonnen met een eilandsgewijze ontwikkeling van de stad aan de IJ-oevers. Het betreft veelal werkeilanden met pakhuizen en havenindustrie, soms gemengd met de woningen van kooplieden. Aan het einde van de zestiende eeuw worden in het oosten de eilanden Rapenburg, Marken en Uylenburg aangelegd. In de zeventiende eeuw de Westelijke Eilanden Bickerseiland, Prinseneiland en Realeneiland, later in deze eeuw gevolgd door de haveneilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. Het is de historische stad van kleine aannemers, grote bouwmeesters als Daniël Stalpaert, Philip Vingboons, Hendrick de Keyser, Jacob van Campen.
 
Na de bevolkingsexplosie van de Gouden Eeuw, begint de bevolking vanaf 1870 opnieuw geweldig toe te nemen. Na 1875 worden daarom buiten de Singelgracht nieuwe wijken gebouwd: de Pijp, Dapperbuurt, Kinkerbuurt, Staatsliedenbuurt. Het is de 19de-eeuwse-gordel, waarbij men voor het eerst buiten de 17e-eeuwse stadsgrenzen bouwt.
 
Nieuw-West, De KolenkitAmsterdam-Oost, gebouw AfrikaIn de twintigste eeuw wordt de traditie van nieuw land in het water op de noordelijke IJoever voortgezet. De Buiksloterham en Nieuwendammerham worden aangeplempt en bouwrijp gemaakt. In het achterland verrijzen wijken voor arbeiders van de grote scheepsbouwindustrie die hier ontstaat: de Van der Pek en de Vogelbuurt.
 
Architecten en steden­bouwkundigen dragen met grote uitbreidingen oplossingen aan voor de sterk toenemende woningbehoefte van Amsterdam. Het zijn Berlages Plan Zuid, de gordel 20-40, de Westelijke Tuinsteden van de CIAM-modernisten als Van Eesteren en ingenieur Jakoba (Ko) Mulder. Sigfried Nassuth levert in de jaren zestig met zijn plan voor de Bijlmermeer een opmerkelijke bijdrage aan de Amsterdamse stedenbouw.
 
In onze tijd neemt de stedenbouw opnieuw een hoge vlucht. De herontwikkeling van de vele waterfronts voor woningbouw trekt bezoekers, professionals en toeristen, vanuit de hele wereld. In brede kring het besef doorgedrongen dat je het verleden niet zomaar moet wegvagen. Sterker, een historische omgeving levert op allerlei manieren geld op, hebben ook investeerders gemerkt. Er wordt dus niet meer rücksichtlos gesloopt. Op de IJ-oevers blijft bij alle nieuwbouw dan ook veel gehandhaafd wat herinnert aan de rijke scheepsbouw- en havengeschiedenis van Amsterdam. Men bouwt voor de markt, maar sociale woning­bouw blijft ook in de meer upmarket gebiedsontwikkeling, zoals het Oostelijk Havengebied en IJburg, een substantieel onderdeel. Ook dat past goed in de Amsterdamse traditie.
 
Niet minder interessant is de grote verbouwing van de naoorlogse wijken, de Bijlmermeer en de tuinsteden in Nieuw-West. In de Bijlmermeer is grootschalig gesloopt, waarbij hoogbouw vervangen is door laagbouw. Maar een deel van het oorspronkelijke plan is, met aanpassingen, behouden - het Bijlmer Museum. In Nieuw-West worden buurten met sociale woningbouw geïnjecteerd met duurdere appartementencomplexen voor middeninkomens. Hoe hier met de architectuurgeschiedenis zal worden omgegaan, moeten we afwachten. Bewonergroepen als ProWest en erfgoedorganisaties als Heemschut wijzen op de waarde van het wederopbouwarchitectuur en de stedenbouwkundige vernieuwingen na de oorlog. Ze lijken langzaamaan weerklank te vinden bij de overheid.